Advertisement
Guest User

Untitled

a guest
May 29th, 2017
49
0
Never
Not a member of Pastebin yet? Sign Up, it unlocks many cool features!
text 11.33 KB | None | 0 0
  1. TOETSDOELEN KENNISEXAMEN ZD
  2.  
  3. Personen- en familierecht
  4. 1. De kandidaat kan aangeven welke personen bevoegd en/of verplicht zijn tot aangifte van een geboorte/overlijden.
  5. 2. De kandidaat weet waar aangifte bij een overlijden gedaan moet worden
  6. 3. De kandidaat weet op welke manieren je juridisch ouder kan worden.
  7. 4. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen wie juridische ouders van het kind zijn.
  8. 5. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen wat de geslachtsnaam van het kind wordt.
  9.  
  10. 6. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen welke graad van bloed-
  11. en aanverwantschap er bestaat.
  12. 7. De kandidaat kan benoemen wanneer je handelings(on)bekwaamheid bent.
  13. 8. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen welke verschillen in rechtspositie er bestaan tussen de samenlevingsvormen huwelijk, geregistreerd partnerschap en samenwonen met of zonder samenlevingscontract.
  14. 9. De kandidaat kan de wettelijke vereisten voor het aangaan en scheiding van een huwelijk benoemen.
  15. 10. De kandidaat kan de begrippen en kenmerken ouderlijk gezag en voogdij omschrijven.
  16. 11. De kandidaat kent het verschil tussen mentorschap, onderbewindstelling of ondercuratelestelling.
  17.  
  18. 12. De kandidaat kan de voorwaarden voor adoptie omschrijven.
  19. 13. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen wie (ouderlijk) gezag uitoefent en hoe dit geregeld wordt.
  20. 14. De kandidaat kent de verschillen tussen trouwen op huwelijkse voorwaarden en trouwen in gemeenschap van goederen.
  21. 15. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen of er sprake is van
  22. hoofdelijke aansprakelijkheid voor huishoudelijke schulden van de huwelijkspartners/geregistreerde partners.
  23. Erfrecht
  24. 16. De kandidaat kan omschrijven wat het erfrecht inhoudt.
  25. 17. De kandidaat kan benoemen wat een testament, codicil, erfenis of schenking is.
  26. 18. De kandidaat kan benoemen wat een legaat, legataris, legitimaris of legitieme portie is.
  27. 19. De kandidaat kan bepalen wat de legitieme portie is.
  28. 20. De kandidaat kan de functie van het Centraal Testamentregister en van de
  29. verklaring van erfrecht omschrijven.
  30. 21. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen wat de gevolgen zijn voor
  31. de erfgenaam van het verwerpen, aanvaarden en beneficiair aanvaarden van een erfenis.
  32. 22. De kandidaat kent de betekenis en verschillen tussen wettelijk (versterf) en testamentair erfrecht
  33.  
  34. 23. De kandidaat kan voor een beschreven situatie de verdeling van de nalatenschap volgens wettelijk en testamentair erfrecht vaststellen, rekening houdend met de mate van verwantschap en hoogte van het geërfde bedrag.
  35. 24. De kandidaat kan benoemen wat de rechtpositie is van partners is bij een nalatenschap, bij huwelijk, samenleving en geregistreerd partnerschap.
  36. 25. De kandidaat weet het verschil tussen bloed- en aanverwantschap
  37. 26. De kandidaat kan benoemen wat erfbelasting is
  38. 27. De kandidaat kan een eenvoudige berekening maken van erfbelasting.
  39. Goederenrecht
  40. 28. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen of er sprake is van houderschap, eigendom en/of bezit.
  41. 29. De kandidaat kan voor een beschreven situatie motiveren of er wel of geen sprake is van derdenbescherming.
  42. 30. De kandidaat kan de kenmerken van de zekerheidsrechten hypotheek en pand beschrijven.
  43. 31. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen of en welke beperkte rechten opstal, appartementsrecht, vruchtgebruik, erfpacht en erfdienstbaarheid van toepassing zijn.
  44. 32. De kandidaat voor een beschreven situatie bepalen van welke vorm van algemene of bijzondere verkrijging sprake is (vinderschap, schatvinding, boedelmenging etc)
  45. 33. De kandidaat kan de rol van de actoren bij het vestigen van een hypotheek beschrijven: hypotheeknemer, hypotheekgever en de notaris.
  46. 34. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen of er sprake is van verbintenissenrecht of goederenrecht.
  47. 35. De kandidaat kan voor een beschreven voorbeeld vaststellen of er sprake is van absolute of relatieve rechten.
  48.  
  49. Verbintenissenrecht
  50. 36. De kandidaat kan de kenmerken van algemene voorwaarden en garantieregelingen beschrijven.
  51. 37. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen van wat voor soort overeenkomst er sprake is, zoals benoemd, onbenoemd, om baat, om niet, formeel en vormvrij
  52. 38. De kandidaat kan de kenmerken van aanbod en aanvaarding benoemen
  53. 39. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen of er voldaan is aan de eisen voor de totstandkoming van een overeenkomst en kan de eisen opnoemen (wilsovereenstemming, handelingsbekwaamheid, voldoende bepaald en niet in strijd met de wet).
  54. 40. De kandidaat kan voor een beschreven situatie motiveren van welk wilsgebrek er sprake is: dwang, dwaling, bedrog en misbruik maken van omstandigheden.
  55. 41. De kandidaat kent de vereisten voor schadevergoeding uit (causaal verband, schade, toerekenbaarheid, handelen) een onrechtmatige daad.
  56. 42. De kandidaat weet wie aansprakelijk is voor het onrechtmatig handelen (productaansprakelijkheid, aansprakelijkheid voor opstallen, werknemer en kinderen)
  57. 43. De kandidaat kan de kenmerken van een geschillencommissie binnen het consumentenrecht beschrijven.
  58. 44. De kandidaat kan voor een beschreven situatie bepalen of een overeenkomst nietig of vernietigbaar is.
  59.  
  60. 45. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen of er sprake is van een toerekenbare tekortkoming, niet-toerekenbare tekortkoming of verzuim.
  61. 46. De kandidaat kan voor een beschreven situatie de gevolgen van toerekenbare en niet-toerekenbare tekortkoming vaststellen, zoals nakoming, ontbinding, schadevergoeding en opschorting.
  62. 47. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen van welke soort schade sprake is: immateriële schade of materiële schade en gevolgschade of zaakschade.
  63. 48. De kandidaat kan beschrijven en kan voor een beschreven situatie vaststellen of er sprake is van koop, consumentenkoop, colportage, koop of afstand, koop op afbetaling, financial of operational lease of huurkoop.
  64. 49. De kandidaat kan de kenmerken van verschillende soorten overeenkomsten beschrijven.
  65. 50. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen of er sprake is van faillissement, surseance van betaling en een schuldsanering natuurlijke personen.
  66. 51. De kandidaat kan benoemen wie een verzoek tot faillissement kan doen en wanneer een faillissement uitgesproken kan worden.
  67.  
  68. Faillissementsrecht
  69. 52. De kandidaat kan beschrijven welke taken de curator en de rechter-commissaris hebben bij de uitvoering van een faillissementsprocedure.
  70. 53. De kandidaat kan de fases en de procedure van een faillissement beschrijven.
  71. 54. De kandidaat voor een beschreven situatie vaststellen of er sprake is van faillissementspauliana.
  72. 55. De kandidaat kan voor een beschreven situatie de rangorde van de schuldeisers in
  73. een faillissement vaststellen.
  74. 56. De kandidaat kan benoemen op welke wijze het faillissement eindigt.
  75. 57. De kandidaat kan de procedure van surseance van betaling beschrijven (aanvraag, uitspraak, benoeming bewindvoerder, termijn).
  76. 58. De kandidaat kan de procedure van een schuldsanering natuurlijke personen beschrijven, zoals in welk geval een schuldsanering natuurlijke personen kan worden aangevraagd, wie een verzoek tot schuldsanering natuurlijke personen kan doen, de benoeming van de bewindvoerder, het toezicht op de bewindvoerder, (vaststelling) van de termijn van de schuldsanering, einde van de procedure.
  77. 59. De kandidaat kan beschrijven welke taken de bewindvoerder en de rechter-commissaris hebben bij de uitvoering van een schuldsanering natuurlijke personen.
  78.  
  79. Rechtspersonen/ vennootschapsrecht in relatie tot het notariaat
  80. 60. De kandidaat kan de taak van de Kamer van Koophandel beschrijven.
  81. 61. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen of inschrijving in het
  82. handelsregister van de Kamer van Koophandel verplicht is.
  83. 62. De kandidaat kan voor een gegeven ondernemingsvorm vaststellen welke gegevens
  84. van de onderneming in het handelsregister van de Kamer van Koophandel worden geregistreerd.
  85. 63. De kandidaat kan voor een gegeven ondernemingsvorm vaststellen of er sprake is
  86. van een ondernemingsvorm met of zonder rechtspersoonlijkheid.
  87. 64. De kandidaat kan de voordelen noemen van een ondernemingsvorm met
  88. rechtspersoonlijkheid ten opzichte van een ondernemingsvorm zonder rechtspersoonlijkheid en vice versa (zoals aansprakelijkheid, sociale wetgeving, soort belasting, zeggenschap).
  89. 65. De kandidaat kan de verschillende soorten aandelen beschrijven (prioriteitsaandelen, preferente aandelen, aandelen op naam, aandelen aan toonder).
  90. 66. De kandidaat kan voor een gegeven ondernemingsvorm vaststellen aan welke wettelijke oprichtingseisen voldaan moet worden.
  91. 67. De kandidaat kan de organen van de samenwerkingsvormen met rechtspersoonlijkheid en hun taken beschrijven.
  92. 68. De kandidaat kan beschrijven wat de (wettelijke) taak van de notaris is bij de oprichting van een rechtspersoon.
  93.  
  94. Burgerlijk procesrecht
  95. 69. De kandidaat kan omschrijven wat het burgerlijk procesrecht inhoudt.
  96. 70. De kandidaat kan uitleggen wat het verschil is tussen een verzoekschriftprocedure en een dagvaardingsprocedure.
  97. 71. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen of de procedure begint met een dagvaarding of een verzoekschrift.
  98. 72. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen welke actoren betrokken zijn bij een civiele procedure, zoals advocaat, eiser, gedaagde, rechter, gemachtigde, verzoeker, verweerder en appellant, en wat hun rol daarin is.
  99. 73. De kandidaat kan de mogelijke gebeurtenissen tijdens de civiele procedure beschrijven, zoals comparitie van partijen, pleidooi, tussenvonnis en eis in reconventie.
  100. 74. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen wat de schriftelijke stukken tijdens de civiele procedure inhouden, van wie ze afkomstig zijn en in welke volgorde ze ingediend worden, zoals conclusie van eis, conclusie van antwoord, conclusie van repliek, conclusie van dupliek, beroepschrift en verweerschrift.
  101. 75. De kandidaat kan de beslissingen van de rechter beschrijven, zoals (tussen)vonnis, arrest, beschikking, uitvoerbaar bij voorraad en dwangsom.
  102. 76. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen welke rechter bevoegd is.
  103. 77. De kandidaat kan de verschillende wettelijke bewijsmiddelen benoemen.
  104. 78. De kandidaat kan voor een beschreven situatie motiveren wie het bewijs moet leveren en op welke manier dat kan.
  105. 79. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen of een getuige verschoningsrecht toekomt.
  106. 80. De kandidaat kan uitleggen wat de verschillen zijn tussen arbitrage en een procedure bij de rechtbank.
  107. 81. De kandidaat kan de begrippen griffierechten en de rol omschrijven.
  108. 82. De kandidaat kan uitleggen wat de verschillen zijn tussen een normale procedure en een procedure bij de voorzieningenrechter (kort geding).
  109. 83. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen welk rechtsmiddel van toepassing is, zoals verzet, hoger beroep en cassatie.
  110. 84. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen wat de wettelijke termijn voor het instellen van een rechtsmiddel is.
  111. 85. De kandidaat kan omschrijven wat de begrippen beslagvrije voet, beslagrecht, invordering en incasso inhouden.
  112. 86. De kandidaat kan benoemen op welke goederen beslaglegging mogelijk is.
  113. 87. De kandidaat kan voor een beschreven situatie vaststellen wat de criteria zijn om in aanmerking te komen voor het beslagrecht, invordering en incasso.
Advertisement
Add Comment
Please, Sign In to add comment
Advertisement