Not a member of Pastebin yet?
Sign Up,
it unlocks many cool features!
- De meeste banken passen de TOB toe op obligaties van Europese landen ondanks een wettelijke vrijstelling. Ongeveer tien miljoen euro zou ten onrechte zijn ingehouden.
- Zonder het te weten, betalen sommige beleggers te veel beursbelasting. De belasting op beursverrichtingen (TOB) treft de meeste transacties in Europese staatsobligaties, met uitzondering van Belgische staatsobligaties, terwijl de wet de schuldinstrumenten van alle Europese landen vrijstelt.
- Onder de Belgische banken die verantwoordelijk zijn voor het innen van de beursbelasting ten behoeve van de federale staat, passen slechts enkele instellingen deze vrijstelling toe. De andere financiële instellingen rechtvaardigen hun praktijk met een gebrek aan duidelijkheid in de regelgeving, een kritiek die door de belastingdienst wordt weerlegd.
- Vrijstelling voor OLO's en vergelijkbare effecten
- Volgens de wetgeving met betrekking tot de TOB wordt een belasting van 0,12% geheven op elke transactie in obligaties, zowel bij aankoop als verkoop. De wet voorziet echter in een vrijstelling van deze beursbelasting voor OLO's (lineaire obligaties), de langlopende obligaties uitgegeven door de Belgische staat. In 2013 werd deze vrijstelling, op verzoek van de Europese Commissie, uitgebreid tot obligaties van andere Europese landen die vergelijkbaar zijn met OLO's.
- Het doel was "dat België in overeenstemming zou zijn met de Europese regelgeving," aldus de toenmalige regering. Inderdaad, een lidstaat van de Europese Unie mag geen maatregelen nemen die het fundamentele principe van het vrije kapitaalverkeer in Europa belemmeren. Door uitsluitend de OLO's vrij te stellen, ontmoedigde onze fiscale regelgeving Belgische beleggers om obligaties van andere Europese landen te verwerven.
- Ondanks de wettelijke correctie die in 2013 op verzoek van Europa werd aangenomen, blijkt dat de schuldinstrumenten van deze Europese landen in de praktijk de afgelopen tien jaar vaak de TOB hebben ondergaan, terwijl de obligaties van de Belgische staat hiervan waren vrijgesteld.
- De banken klagen over een gebrek aan duidelijkheid
- Uit ons onderzoek blijkt dat slechts enkele financiële tussenpersonen, waaronder Belfius, Argenta, Beobank, Leleux en Saxo Bank, zich onthouden van het innen van de beursbelasting op alle Europese staatsobligaties. De andere Belgische financiële instellingen heffen nog steeds systematisch de TOB bij elke transactie in schuldinstrumenten van andere Europese landen dan België.
- Gevraagd naar deze verschillende behandeling, terwijl de wet deze obligaties op gelijke voet stelt met de OLO's, beroepen deze banken zich op een gebrek aan precisie in de wetgeving. "In de praktijk is het moeilijk, zo niet onmogelijk, om technisch te bepalen welke obligaties vergelijkbaar zouden zijn met de Belgische lineaire obligaties, bij gebrek aan concrete instructies van de wetgever of de belastingdienst," legt men uit bij BNP Paribas Fortis.
- De wet voorziet inderdaad dat buitenlandse obligaties "analoog" moeten zijn aan de Olo's om vrijgesteld te worden van de TOB. "De uitvoering van deze vrijstelling is niet mogelijk omdat de parameters die kunnen beslissen over 'analogie' niet duidelijk zijn in de wet en niet zijn verduidelijkt door de administratie," benadrukt men bij KBC.
- Zonder duidelijke, nauwkeurige en controleerbare instructies in de praktijk, zijn we momenteel niet in staat om als belastingplichtige van de TOB genoemde vrijstelling toe te passen op dergelijke buitenlandse verplichtingen," bevestigt men bij ING België.
- Hetzelfde geluid bij VDK Bank: "De code van rechten en belastingen is niet 100% duidelijk en mist duidelijke fiscale regels," legt de bank uit, die er daarom voor kiest om "de meest conservatieve regels" toe te passen en dus de beurstaks te innen. Hetzelfde geldt voor andere financiële tussenpersonen, zoals Keytrade Bank, Crelan en Degroof Petercam: Olo's zijn vrijgesteld maar andere Europese overheidsobligaties niet.
- "De toepassing van de vrijstelling van de TOB op obligaties die analoog zijn aan Belgische lineaire obligaties, uitgegeven door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, moet van geval tot geval worden bekeken."
- In antwoord op de kritiek van de banken over deze vermeende onduidelijkheid van de regelgeving, betwist de belastingdienst de kritiek. "Het artikel (van de wet, red.) is duidelijk: de vrijstelling geldt voor zowel Belgische als buitenlandse analoge obligaties. Het kan zijn dat een bank van mening is dat het geen analoog product is. De toepassing van de vrijstelling van de TOB op obligaties die analoog zijn aan Belgische lineaire obligaties, uitgegeven door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, moet van geval tot geval worden bekeken," aldus de Federale Overheidsdienst Financiën.
- Deze wijst de bal terug naar de banken: "De Administratie Grote Ondernemingen organiseert talrijke overlegvergaderingen met de betrokken sectorfederaties. Tot op heden heeft deze administratie geen enkel verzoek van de sector hierover ontvangen."
- de belastingdienst verduidelijkt dat hun beoordeling van de analogie met OLO's van een Europese obligatie afhangt "van de elementen die worden voorgelegd ter ondersteuning van het verzoek om teruggave van de belasting". Er bestaat inderdaad een procedure om een teruggave van de TOB te eisen. Maar de administratie is van mening dat deze procedure niet toegankelijk is voor de investeerders zelf: alleen financiële instellingen die belastingplichtig zijn, kunnen om teruggave vragen, volgens de belastingdienst. De betrokken particulieren zijn dus verstoken van enige mogelijkheid tot verhaal, tenzij ze juridische stappen ondernemen (zie kader).
- Les banques lijken daarentegen niet gehaast te zijn om een dergelijke teruggave aan te vragen. De belastingdienst zegt geen gegevens te hebben over het aantal verzoeken om teruggave van de TOB dat sinds 2013 is ingediend voor transacties met Europese staatsobligaties, "wegens het ontbreken van een systeem waarmee dergelijke geschillen centraal kunnen worden geïdentificeerd."
- Tussen 5% en 10% van de transacties onterecht belast
- Door een gebrek aan duidelijke instructies bij het merendeel van de financiële instellingen blijft de beurstaks van toepassing op transacties met buitenlandse staatsobligaties waarvan men op voorhand zou denken dat ze vrijgesteld zijn. Voor de Belgische staat betekent dit een geschatte winst van enkele tientallen miljoenen euro's in de afgelopen tien jaar, volgens onze berekeningen. Gedurende deze periode bedroegen de transacties met langlopende obligaties in het algemeen bijna 135 miljard euro, volgens de statistieken van de Nationale Bank van België (NBB).
- Om echter de ten onrechte geïnde beurstaks te berekenen, moeten we in deze massa transacties de transacties met bedrijfsobligaties, die verreweg het grootst zijn, uitsluiten, evenals transacties met obligaties van niet-EU-staten, transacties met Europese obligaties uitgevoerd bij Belfius, Argenta, Beobank, Leleux en Saxo Bank, die vrijstelling toepassen, en transacties met de Olo's, die wel degelijk vrijgesteld zijn door alle banken.
- Men gaat er dus van uit dat de ten onrechte belaste transacties met Europese staatsobligaties anders dan Belgische, grofweg slechts tussen 5% en 10% van het totale aantal transacties met langlopende obligaties vertegenwoordigen.
- Het is onmogelijk om nauwkeuriger te zijn omdat de NBB niet over gedetailleerdere statistieken beschikt over obligatietransacties. Er wordt dus gesproken over ongeveer 10 miljard euro aan transacties met niet-Belgische Europese overheidsobligaties sinds 2013. Door het tarief van de beurstaks toe te passen, dat tot 2017 0,09% bedroeg en daarna 0,12%, komt men uit op een totaalbedrag aan ten onrechte geïnde belastingen door de Belgische staat van ongeveer 10 miljoen euro in tien jaar.
- Er bestaat een risico op schending van het Europese recht
- Dit is niet het enige probleem met deze ongegronde beurstaks. Door in de praktijk nog steeds de obligaties van andere Europese landen te discrimineren, ondanks de wetswijziging van 2013, loopt België het risico in strijd te zijn met het Europese recht.
- "Ook al lijkt de wettelijke tekst de Belgische effecten en die van de Europese Economische Ruimte op gelijke voet te plaatsen, in de praktijk is er duidelijk sprake van een verschil in behandeling, gezien het ontbreken van een duidelijke definitie van de kenmerken waaraan de door andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte uitgegeven effecten moeten voldoen," aldus Denis-Emmanuel Philippe, partner bij Bloom Law.
- "Om hiervan overtuigd te raken, volstaat het om rekening te houden met de praktijk van de meeste banken, die eruit bestaat de beurstaks in te houden bij transacties met buitenlandse effecten," legt deze expert uit. "Aangezien de kenmerken waaraan deze effecten moeten voldoen om van de vrijstelling te kunnen genieten niet duidelijk zijn vastgesteld, hebben Belgische investeerders natuurlijk belang bij investeringen in Belgische Olo's, gezien de juridische onzekerheid rond de toepassing van de vrijstelling op effecten uitgegeven door andere lidstaten. Het feit dat veel Belgische banken in de praktijk liever geen risico nemen, wat begrijpelijk is, door de beurstaks in te houden op transacties met buitenlandse effecten, versterkt deze stelling."
- België tweemaal veroordeeld door het Hof van Justitie van de Europese Unie
- Het blijft afwachten of deze Belgische praktijk de wenkbrauwen doet fronsen bij de Europese autoriteiten. "Het is aan de Belgische fiscale autoriteiten om te beoordelen of de belastingwetten correct worden toegepast door de economische actoren (lees: de banken die de beurstaks innen)," vertelde een functionaris van de Europese Commissie, belast met het toezicht op de naleving van het EU-recht.
- "De Commissie kan niet vooraf beoordelen of een specifieke nationale regel of de praktische toepassing ervan het EU-recht schendt," voegt deze vertegenwoordiger van de Europese uitvoerende macht voorzichtig toe.
- In een vergelijkbare zaak, die van het belastingvoordeel voor spaarrekeningen, heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) België al twee keer veroordeeld. Het verweet België het gebruik van het zeer vage criterium van "analoge" criteria voor buitenlandse spaarrekeningen in vergelijking met Belgische spaarboekjes.
- De hoogste rechterlijke instantie zag hierin een belemmering van het vrije dienstenverkeer in Europa: door deze voorwaarde voor toegang tot de Belgische spaarmarkt worden buitenlandse banken benadeeld ten opzichte van Belgische banken.
- Hetzelfde redenering zou van toepassing kunnen zijn op de "analogie" die de Belgische staat vereist om buitenlandse overheidsobligaties vrij te stellen van beurstaks. "De verwijzing naar de jurisprudentie van het HvJ-EU met betrekking tot de vrijstelling van roerende voorheffing op buitenlandse spaarrekeningen lijkt me zeer relevant," concludeert Denis-Emmanuel Philippe.
- Nog een fiscaal probleemdossier op het bureau van Vincent Van Peteghem (CD&V), de federale minister van Financiën.
- De terugbetaling van de TOB werd zonder succes getest. Aangezien de belastingdienst aangeeft dat ze "case-by-case" de toepassing van de vrijstelling van TOB onderzoekt ten gunste van obligaties die vergelijkbaar zijn met Olo's, uitgegeven door een andere Europese staat, hebben we onderzocht of het mogelijk is om gemakkelijk de effectenbeursbelasting terug te krijgen op zeer gangbare Europese overheidsobligaties, zoals Franse OAT's (assimilable schatkistobligaties).
- Op de secundaire markt, waar in het verleden uitgegeven obligaties worden verhandeld, hebben we daarom een OAT gekocht en vervolgens weer verkocht die in oktober 2027 vervalt.
- Op dezelfde markt is er ook een Olo die op 22 oktober 2027 afloopt. Het is dus redelijk om aan te nemen dat de gekozen OAT "vergelijkbaar" is met de Olo.
- Omdat we via een financiële tussenpersoon zijn gegaan die systematisch belasting heft op dit soort transacties, heeft deze investering van 1.000 euro geleid tot de heffing van 0,12% TOB bij aankoop en verkoop, wat neerkomt op een totaalbedrag van 2,4 euro.
- Vervolgens hebben we op basis van de transactiebewijzen van deze twee transacties, verkregen van de financiële tussenpersoon, een verzoek tot teruggave van deze TOB ingediend bij de bevoegde instantie, volgens de vereiste formulieren.
- De belastingdienst heeft ons verzoek afgewezen omdat het onontvankelijk werd geacht omdat het niet afkomstig was van de financiële tussenpersoon die de belasting verschuldigd was. De regelgeving vermeldt echter niet expliciet dat het verzoek om teruggave moet komen van de financiële instelling die belastingplichtig is. Het voorziet echter wel dat "de terugbetaling wordt verricht aan degene die de belasting heeft betaald". Het probleem is dat onze financiële tussenpersoon geen procedure heeft voor het indienen van een verzoek tot teruggave van TOB voor zijn klanten. We zijn dus niet in staat om de anderszins legitieme teruggave van de effectenbeursbelasting te verkrijgen, tenzij we ons wagen aan een langdurige juridische procedure.
- In dit geval rechtvaardigt de zeer geringe financiële inzet natuurlijk niet zo'n procedure te starten. Maar voor zeer actieve investeerders op de markt voor overheidsobligaties kan het indienen van een verzoek tot teruggave van de TOB betrekking hebben op transacties die tot twee jaar in het verleden teruggaan, wat de betwisting van aanzienlijk hogere belastingbedragen zou kunnen rechtvaardigen.
- De samenvatting
- Met enkele uitzonderingen heffen Belgische banken de TOB op obligaties van Europese landen.
- Niettemin werd de vrijstelling ten gunste van Belgische Olo's in 2013 uitgebreid naar deze effecten.
- Volgens banken is de regelgeving onduidelijk, wat het SPF Financiën betwist.
- Tien miljoen euro aan beurstaksen zou onterecht zijn geïnd. Het terugbetalingsproces is ineffectief.
Advertisement
Add Comment
Please, Sign In to add comment