Advertisement
Guest User

Samenvatting Kleine Johannes en Noodlot

a guest
Jan 22nd, 2012
410
0
Never
Not a member of Pastebin yet? Sign Up, it unlocks many cool features!
text 28.77 KB | None | 0 0
  1. Titel
  2. De kleine Johannes.
  3.  
  4. Auteur
  5. Frederick van Eeden
  6.  
  7. Titel verklaring
  8. Dit boek heet: De kleine Johannes en is geschreven door Frederik van Eeden. De letterlijke verklaring van de titel is Johannes zelf, hij moet nog groeien in ziel en lengte. Het jaartal van eerste uitgave is 1905.
  9.  
  10. Samenvatting
  11. De kleine Johannes woont in een groot huis met een grote tuin, samen met zijn vader, zijn kat Simon en zijn hond Presto. Johannes gaat vaak met zijn vader wandelen. Johannes heeft een enorme bewondering voor de natuur om hem heen en groet tijdens zo’n wandeling de grote oude bomen, de merel in de bosjes en de hommel op de bloem. Johannes is een jongen die veel wil leren en overal een antwoord op zoekt. Tijdens de wandelingen met zijn vader stelt Johannes vaak vragen, zoals "waarom de wereld was, zoals zij was".'s Avonds voor het slapen.gaan bidt Johannes voor zijn vader, Presto en zichzelf. Hij was er van overtuigd dat de kat Simon geen gebed nodig heeft. Nadat Johannes amen heeft gezegd spreekt hij vaak de wens uit dat er een wonder zal geschieden.
  12. Johannes is bij zonsondergang altijd graag bij een vijver. De wolken om de zon lijken dan de ingang van een grot, naar de plek waar de zon slaapt, daar zou hij graag een keer heen willen . Op een warme zomermiddag drijft Johannes samen met, Presto in een boot op de vijver. Terwijl Johannes aandachtig de dieren in de vijver aan het bestuderen is komt er op de rand van de boot een blauwe waterjuffer zitten. Terwijl hij naar de waterjuffer kijkt verandert deze in een elf met blond haar, met aan de schouders gazen vleugels en gehuld in een teder blauw kleedje. De elf stelt zich voor als Windekind en zegt geboren te zijn in de kelk van een winde uit de eerste stralen van de maan en de laatste van de zon, zijn vader. Windekind wil Johannes z’n vriend worden als Johannes het bestaan van Windekind geheim houdt. Johannes belooft dat. Windekind vertelt dat de zon de vader is van zowel Johannes als Windekind, leert hem de taal van planten en dieren, maakt hem klein en neemt hem mee op reis. Ze bezoeken een krekelklas. Daar hoort Johannes dat dieren de mensen schadelijk vinden. Hierna voert Windekind Johannes naar een weldadigheidsfeest dat gehouden wordt in een konijnenhol. De opbrengst van het feest is ten bate van dieren die het slachtoffer zijn geworden van de mensen en hun honden. Ook elfenkoning Oberon is aanwezig. Die schenkt Johannes een gouden sleuteltje dat past op een gouden kistje dat kostbare schatten bevat. Dat kistje zal Johannes zelf moeten zoeken. Daarna komt hij op een groot bal in een konijnenhol. Oberon, de koning van de elfen, geeft hem een gouden sleuteltje dat op een verloren gouden kistje moet passen.
  13. Johannes moet om de dansers lachen. Windekind neemt hem mee voor hij de gasten nog meer kan beledigen. Een glimworm vertelt hen vervolgens het verhaal van zijn bruid die door mensen is meegenomen. Daarna valt hij tegen een konijn aan in slaap.
  14. 's Ochtends gelooft Johannes eerst niet wat hij heeft meegemaakt, tot hij het gouden sleuteltje weer ziet. Op school kan hij zich de volgende dag helemaal niet concentreren, wanneer de meester genoeg heeft van Johannes storende opmerkingen krijgt Johannes straf. Een muisje waarschuwt hem om niet met zijn nieuwe ervaringen en kennis te koop te lopen. Ook Windekind waarschuwt hem. Enkele dagen later ontmoet Johannes Windekind weer. Samen begraven ze het gouden sleuteltje bij de duinroos opdat het niet door de mensen ontdekt wordt. Al drie weken heeft Johannes niets gehoord van Windekind. Terwijl hij op zolder over het elfachtige wezen zit te dromen, komen zes duiven aangevlogen en een van hen geeft Johannes een rood veertje dat hem in staat stelt te vliegen. De duiven leiden Johannes naar Windekind en samen gaan zij op bezoek bij de mieren. Daar hoort Johannes over de Strijd- en Vredemieren, alle even oorlogszuchtig, hoewel elk volk aanspraak maakt op de naam Vredemieren. In het bos laat Windekind zien hoe een luidruchtig, lomp mensengezelschap het leven in het bos verstoort. Johannes is bedroefd om wat de mensen allemaal aanrichten en besluit om bij Windekind te blijven. Johannes vraagt Windekind naar God en hoe hij moet bidden. De elf neemt hem mee naar de duinrand. Roerloos staart Johannes naar de zee, de horizon en de lucht. Hij krijgt tranen in, zijn ogen van de prachtige zonsondergang. "Zo moet gij bidden!" zegt Windekind.
  15. In de herfst ontmoet Johannes Wistik, de wijste kabouter. Die zegt dat elke diersoort een eigen boekje heeft, maar dat er ook een boekje moet zijn dat iedereen groot geluk en vrede brengt. Deze nieuwe kennis maakt Johannes erg nieuwsgierig. Hij wil het boekje gaan zoeken. Windekind vindt dat Wistik maar wat beweert. Veel mensen hebben met hem gesproken en die blijven daarna ontevreden, altijd op zoek. Toch gaat Johannes opnieuw met de kabouter praten. Nu vertelt deze dat mensen het gouden kistje hebben en de elfen de gouden sleutel. Alleen in een lentenacht kan het kistje gevonden worden en een roodborstje weet de weg. Johannes raakt opgewonden, want hij heeft de sleutel. Hij gaat Windekind zoeken, maar voor het eerst heeft Johannes weer een mensenstem. De elf komt dan ook niet.
  16. Johannes dwaalt door het bos, verdrietig omdat Windekin hem heeft verlaten. Hij komt bij een tuinmanshuis, dat hem sterk doet denken aan het huis waar hij met zijn vader woonde.
  17. Johannes mag gedurende de winter bij de tuinman en zij vrouw blijven. 's Avonds leest hij daar voor uit een dik boek waarin veel over God gesproken wordt. Johannes weet dat dit het "ware boekje" niet kan zijn.
  18. Eindelijk breekt de lente aan. Aan de vijver bij het ontmoet Johannes Robinetta, een blond meisje in lichtblauw kleedje. Een roodborstje dat op haar schouder zit. Johannes en Robinetta worden verliefd op elkaar maken samen veel wandelingen. Tijdens deze wandelingen vertelt Johannes van zijn tochten in de natuur. Hij noemt Windekinds naam niet. Dan komt Wistik vragen wanneer Johannes naar het boekje op zoek gaat. Hij vertelt er Robinetta over, die belooft te helpen. Tijdens dit gesprek laat hij per ongeluk de naam Windekind vallen. De vogels en planten reageren verschrikt en praten daarna niet meer met hem.
  19. De volgende dag brengt Robinetta Johannes bij haar vader. Die leest hem voor uit de bijbel.
  20. Johannes reageert teleurgesteld: dit is het mensenboek, niet het echte boekje. De vader stuurt hem weg en verbiedt Robinetta om met zo'n oneerbiedige jongen om te gaan. Buiten staat
  21. Wistik op hem te wachten. Ze proberen de sleutel te halen, maar Johannes kan die niet vinden. Dan komt Pluizer, een zwart vleermuisachtig wezen, naar hem toe. Die vertelt Johannes dat Wistik en Windekind niet bestaan en dat Johannes een mens is en geen elf. Hij brengt Johannes naar de grote stad en stelt hem voor aan Hein, de Dood. Daarna brengt hij Johannes naar dokter Cijfer. Deze is net bezig het konijn te ontleden in wiens hol Johannes naar het bal is geweest. Pluizer verleidt Johannes om dokter Cijfer te helpen. Dan laat Pluizer Johannes de armoede en de ellende van het mensenbestaan in achterbuurten en fabrieken. Ze komen bij een groot bal dat op het eerste gezicht kan wedijveren met dat in het konijnenhol. Johannes vindt met name één vrouw erg mooi. Maar Pluizer laat zien dat iedereen alleen maar doet alsof, niemand heeft echt plezier. Om te bewijzen dat hij alles kan wat Windekind kon, maakt Pluizer Johannes ook klein en gaat met hem op visite bij de insecten. Ze gaan onder de grond, waar Pluizer een worm beveelt om voor hen een gang te maken. Ze komen in een bedompte ruimte die een doodkist blijkt te zijn. Johannes herkent de mooie vrouw van het bal. Dat is mogelijk omdat Pluizer de niet-tijdgebonden waarheid kan laten zien. Na een tocht door vele kisten komen ze uiteindelijk in de doodkist van Johannes zelf terecht. Zodra hij zichzelf herkent, ligt hij in zijn kist en kan zich niet meer bewegen. De volgende dag wordt Johannes wakker in bed met Pluizer aan zijn voeteneinde. Die doet eerst alsof hij van niets weet, maar later op straat wijst hij iemand aan in wiens kist ze die nacht zijn geweest. Johannes blijft in de stad en leert bij dokter Cijfer over de vergankelijkheid en onvolmaaktheid van de natuur. Het is de bedoeling dat hij overal (ook van zijn gevoelens) cijfers maakt, dat is de enig mogelijke bevrediging. Als hij Robinetta op een dag op straat ziet, blijkt zij ook maar een gewoon meisje te zijn. Johannes leert zolang, dat het op een gegeven moment weer lente wordt. Pluizer vertelt hem dat de zon maar een kaars is waarachter het ook weer donker is. Als Johannes dan de mensen van de eerste lentezon ziet genieten, begint hij hard te huilen. Hij heeft medelijden met ze. Dan mag hij met Pluizer en dokter Cijfer mee naar zijn vader. Achter hen ziet hij een lange gestalte lopen: de Dood komt ook. In het huis ligt Johannes' vader op sterven. Johannes spreekt nog tegen hem, maar zijn vader zegt niets meer terug. Pluizer wil de vader dan gaan ontleden.Dat gaat Johannes te ver en er ontstaat een worsteling. Johannes wint en Pluizer verdwijnt in het niets. Volgens de Dood komt hij ook nooit meer terug als hij eenmaal is weerstaan. Johannes begint op zijn vaders bed te huilen Als hij weer opkijkt is de Dood weg en zonnestralen breken de kamer in. Hij hoort een stem 'Zonnezoon' zeggen. Het is Windekind. Johannes loopt naar buiten en Windekind vliegt weg, voor hem uit. Johannes gaat achter hem aan tot hij bij de zee komt. Daar gaat Windekind aan boord van een schip waar de Dood al in zit. Terwijl Johannes staat te kijken, komt er een gedaante over de golven aangelopen. Het is een mens met zeer weemoedige blik. Johannes wil hem 'God' noemen, maar de naamloze vindt dat een slechte en misbruikte term naamloze vertelt dat hij degene was die Johannes deed huilen om de mensen. Hij geeft hem de keuze tussen meegaan met Windekind en de Dood (bij wie Johannes een bestaan vol wonderen en waarheid kan hebben) of bij hem en de mensen in de duisternis blijven. Johannes voelt zo'n liefde voor de mensen en deze persoon, dat hij besluit te blijven.
  22.  
  23. Vertelsituatie
  24. Er is een alwetende auctoriale verteller, die zich meteen al in de eerste zin van het verhaal presenteert: "Ik zal u iets van de kleine Johannes vertellen. Het heeft veel van een sprookje, mijn verhaal, maar het is toch alles werkelijk zo gebeurd. " Ook in het verloop van het verhaal blijft de verteller zich rechtstreeks tot de lezer richten. De verteller weet meer dan Johannes; hij weet zelfs wat kachel zeggen en denken (begin hoofdstuk IV).
  25. Bij Johannes is er vision dedans; de lezer wordt nauwkeurig op de hoogte gebracht van zijn gevoelens en gedachten. Bij de overige personages is sprake van vision au dehors; zij worden gezien door de ogen van Johannes, die wel hun woorden en daden verneemt en waarneemt, maar die omtrent hun gevoelens en diepere beweegredenen in het duister tast.
  26.  
  27. Tijd
  28. Het verhaal is overwegend chronologisch verteld. Soms wordt de chronologie doorbroken, bijvoorbeeld wanneer Johannes terugdenkt aan eerdere ervaringen en ontmoetingen. De vertelde tijd is ruim twee jaar, hetgeen blijkt uit de scène bij het sterfbed van Johannes vader.
  29. Regelmatig zijn er sprongen in de tijd (in het begin van hoofdstuk XIII is het plotseling lente) en wordt tijdverdichting toegepast: 'Johannes leerde en luisterde, ijverig en geduldig, dagen en maanden lang.' Het verhaalover Johannes wordt door de auctoriale verteller achter afverteld (vision parderriere); hij kent de ontwikkelingen van de gebeurtenissen en weet hoe het verhaal afloopt. Toch zijn er lange fragmenten (veelal dialogen) waarbij de verteller zonder onderbrekingen met het verhaal mee vertelt; hierdoor ontstaat de suggestie dat het tijdsperspief vision avec is. Het verhaal speelt zich af in het laatste kwart van de negentiende eeuw (trein, industrialisatie), al wordt nergens een nauwkeurige tijdsaanduiding gegeven. Het verhaal is geschreven in de verleden tijd.
  30.  
  31. Ruimte
  32. In De kleine Johannes is een duidelijke tegenstelling van ruimten: de natuur staat tegenover de stad. Johannes' ouderlijk huis bevindt zich in een bos- en duinrijke omgeving, dicht bij de zee. Het is een oud huis met een grote tuin. Voor Johannes is het een hele wereld. De tochten met Windekind vinden in de buurt plaats, in een microkosmische natuur. Bij Pluizer en dokter Cijfer in de grote, drukke, stinkende stad voelt Johannes zich duidelijk niet gelukkig.
  33. Johannes ervaart de stad als een smeltkroes van ziekte, armoede en ellende, waar de mens, die zich immers van de natuur heeft afgekeerd, nooit het geluk zal kunnen vinden. In de slotscène aan het strand laat Johannes Windekind (de natuur, de schoonheid) gaan en kiest hij ervoor aan de hand van de "mens" terug te gaan naar de sombere stad, waar hij de racht van zijn liefde voor de mensen in dienst zal kunnen stellen van de gemeenschap om zo zin te geven aan zijn bestaan.
  34.  
  35.  
  36. Personages
  37. De hoofdpersoon Johannes is een gevoelig en fantasierijk kind, dat een grote liefde heeft voor alles wat leeft. Hij is een zoeker en vrager. Tijdens zijn groei van kind tot jonge volwassene ontmoet hij achtereenvolgens Windekind, Wistik, Robinetta, Pluizer, de Dood, dokter Cijfer en de niet met name genoemde menselijke gestalte. Elk van deze allegorische bijfiguren oefent -tijdelijk of blijvend -een belangrijke invloed uit op de ontwikkeling van Johannes.
  38. Windekind, de "Zonnezoon", een gevoelig elfachtig wezen, wijdt Johannes in in de wonderen van de natuur, maar vervreemdt Johannes ook van de mensen, die hij laat zien als lompe, domme, heerszuchtige en onverdraagzame wezens. Wistik is een onaangename, babbelzieke kabouter, die net zomin als Johannes de antwoorden op de vele vragen over leven, geluk en dood kent. Hij zet de naar waarheid zoekende Johannes op het verkeerde spoor door hem te laten zoeken naar het "ware boekje: een tot mislukken gedoemde onderneming. Wistik verjaagt Windekind uit Johannes' leven en is tegelijkertijd de wegbereider voor de cynische onderzoeker Pluizer . Even lijkt Windekind te herleven in de lieflijke Robinetta, maar Johannes' speurtocht naar het wezen der dingen en zijn ideeën over God en de bijbel zorgen voor een vroegtijdig einde van de relatie.
  39.  
  40. Pluizer en zijn leerling dokter Cijfer zijn beiden personificaties van de materialistische wetenschap. Pluizer ontkent het bestaan van alles wat bovenzinnelijk is, heeft minachting voor gevoelens en ziet het leven als een zinloze onderneming die slechts voert naar een
  41. onverbiddelijke dood. Pluizer benadrukt Johannes' mens-zijn: Johannes hoeft zich geen illusies te maken omtrent de zin van zijn bestaan en zijn uiteindelijke lot. Dokter Cijfer is
  42. pas tevreden als hij alles wat hij onderzoekt kan meten en in getallen kan uitdrukken. De hoogste waarde van zijn onderzoek is dat het een getal oplevert. Pluizer brengt Johannes ook in contact met Hein, de Dood: Aanvankelijk vervult de Dood Johannes slechts met angst;
  43. maar na de dood van zijn vader wil hij juist dat Hein hem mee neemt, want alleen de Dood kan hem bij Windekind terugbrengen en hem het boekje doen vinden. Uiteindelijk neemt Johannes de woorden van de Dood ter harte: hij wil een goed mens worden door de mensen lief te hebben. Deze taak wil hij uitvoeren aan de hand van de menselijke gestalte die over de golven naar hem toeloopt, de Geleider, zoals hij in de vervolgdelen genoemd wordt. Hij is hier een goddelijk wezen (God, Christus?) in zijn meest zuivere vorm, ontdaan van de narrenkleren die de mensen hem hebben omgehangen.
  44.  
  45. Thematiek
  46. In De kleine Johannes wordt op symbolische wijze de geestelijke ontwikkeling van een kind naar zijn volwassenheid getekend. Iet betreft hier echter geen alledaags kind, maar een kind dat (doorlopend geoccupeerd wordt door fundamentele vragen over zin en onzin van het leven, over geluk en verdriet; leven en dood, waarheid en leugen en over het waarom van zo vele andere dingen. Het antwoord op al deze vragen zou moeten leiden tot het begrijpen van de essentie van het leven, maar ook van de dood. Uiteindelijk blijft Johannes niet langer zoeken en vragen, maar neemt hij een beslissing: hij wil een zo goed en zinvol mogelijk leven leiden door zich in dienst te stellen van de mensheid. Van Beden koos de vorm van een sprookje en schetst de ontwikkelingsgang van Johannes in vijf opeenvolgende levensfasen, waarbij elke fase gesymboliseerd wordt in een allegorische sprookjesfiguur; elk figuur personifieert/symboliseert een abstract begrip. Windekind symboliseert aanvankelijk de
  47. ongerepte kinderfantasie, de liefde voor de natuur en het verlangen naar schoonheid.
  48.  
  49. Wistik symboliseert de drang naar het kennen en begrijpen van alle aspecten van het leven en de dwaalweg van het zoeken naar'! kant-en-klare antwoorden op alle vragen (het "ware boekje") Robinetta luidt de derde fase in; zij symboliseert de zuivere jeugderotiek, die momentaan geluk brengt, maar geen verlossing biedt en niet bestand is tegen de tijd (later wil Johannes Robinetta zelfs niet meer herkennen). Pluizer en dokter Cijfer symboliseren in de vierde fase het uitsluitend rationalistisch willen begrijpen -een streven dat door
  50. Johannes als ontoereikend wordt ervaren, omdat het het gevoel en de liefde volledig uitsluit.
  51. In de vijfde en laatste fasé staat Johannes voor een beslissende keuze: de hem wenkende Windekind volgen (nu symbool voor het puur esthetische) of de menselijke gestalte (symbool voor een leidende en helpende existentie). Johannes' groei naar volwassenheid lijkt te zijn voltooid als hij ervoor kiest om aan de hand van de Geleider terug te gaan naar de stad, "waar de mensheid is en haar weedom". Johannes wil een goed mens onder de mensen worden.
  52. De titel roept associaties op met het Johannes-evangelie. Ook De kleine Johannes draagt een boodschap uit met als doel een betere mensenwereld, gebaseerd op de zuivere principes van
  53. christendom en socialisme.
  54.  
  55. Motieven
  56. Fantasie: Johannes fantaseert dat hij Windekind, Pluizer en de anderen ontmoet.
  57. Twijfel: Johannes twijfelt of hij de mensen moet geloven of Windekind en Pluizer.
  58. Vriendschap: Johannes krijgt en verbreekt veel vriend- schappen en dit verhaal.
  59. Liefde voor iets: Als Johannes eenmaal vriendschap heeft gesloten houdt hij daar stevig aan vast.
  60.  
  61.  
  62.  
  63.  
  64.  
  65.  
  66.  
  67.  
  68.  
  69.  
  70.  
  71.  
  72.  
  73.  
  74.  
  75.  
  76.  
  77.  
  78.  
  79.  
  80. Titel
  81. Noodlot
  82.  
  83. Auteur
  84. Louis Couperus
  85.  
  86. Titelverklaring
  87. De titel is gebaseerd op het noodlot dat de twee geliefden Frank en Eve treft. In de tekst wordt regelmatig verwezen naar dit noodlot. Het blijkt o.a. uit de volgende tekstpassages:
  88. ‘Het noodlot had gewild, dat hij Eve en Frank samen zou brengen.’
  89. ‘Neen, dat was alles de schuld van het noodlot, niemand had enige schuld, alles was de schuld van het noodlot.’
  90. ‘Het is het noodlot, dat het niet heeft willen laten breken.’
  91.  
  92. Samenvatting
  93. Op een avond staat de verarmde Bertie voor het huis van zijn rijke vriend Frank. Hij zoekt onderdak, want hij weet het nergens te vinden. Frank neemt zijn oude schoolvriend in huis. Na een tijdje raakt Bertie ingeburgerd en Frank vermaakt zich door te kijken naar zijn vriend. Zijn acties en streken zijn amusant en vrouwen zijn gecharmeerd van Bertie. Soms verdwijnt Bertie een paar dagen om vervolgens weer op te duiken, Frank neemt hem vervolgens weer in huis. Hij voorziet Bertie van eten, warmte en kleding. Bertie heeft gen zin meer om te vertrekken, hij geniet van de luxe die hem wordt aangeboden. OP een gegeven moment worden beide moe van Londen en besluiten op reis te gaan naar Noorwegen. Als ze daar gaan wandelen komen ze een vrouw en haar vader tegen. Al gauw leren ze elkaar kennen en vergezellen elkaar de rest van de reis. Eve houdt van literatuur en geniet van alles wat er om haar heen gebeurt. Frank wordt ondertussen verliefd op haar en Eve ook op hem. Ze beleven een mooie tijd, maar Bertie voelt zich niet op zijn gemak. Hij is bang dat hij bij een huwelijk van de twee moet vertrekken.
  94. Sir Archibald, Eve, Frank en Bertie trekken veel met elkaar op. Bertie blijkt het ook goed te kunnen vinden met Eve, ze gaan met elkaar om als broer en zus.. Frank vindt dat best vervelend en wordt zelfs jaloers. Hij spreekt erover met Eve, die belooft dat ze erop zal letten.
  95. Terug in Londen wil Frank Bertie aan een baan helpen, hij moet immers zelfstandig worden, maar die slaat het aanbod af. Hij wil niets. Dan besluit Bertie Eve en Frank
  96. uit elkaar te drijven. Bertie neemt het ‘lot’ in handen, hij overtuigt zichzelf dat het een voorbestemd lot is, een noodlot. Hij gaat een gesprek aan met Eve en waarschuwt haar. Hij maakt op een vage manier duidelijk dat hij denkt dat Eve niet gelukkig zou worden met Frank. Maar hij laat in het gesprek een stuk open, waardoor Eve niet goed begrijpt wat hij bedoeld. Eve wordt wanhopig van Bertie’s woorden, het was een gesprek waarbij duidelijk moest worden dat ze niet met Frank moest trouwen, maar waarom snapt ze niet. Bertie regelt van alles, dat allemaal toeval lijkt. Zo ziet Eve Frank met een andere vrouw gearmd lopen, door die gebeurtenis gaat ze nog meer twijfelen aan Frank. Eve smeekt haar vader om met Frank te gaan praten, maar deze weigert. Dan gaat Eve zelf de confrontatie aan en Frank wordt boos op Eve, omdat zij aan hem twijfelt. Het gaat uit.
  97. Na verloop van tijd krijgt Frank spijt. Hij schrijft haar een brief waarin hij zijn spijt betuigt. Ondertussen regelt Bertie dat Eve de brieven nooit te zien te krijgt, door de knecht om te kopen. Als Frank niets van Eve hoort, wil hij naar haar toegaan, maar Bertie weet Frank om te praten. Ze gaan reizen.
  98. Twee jaar na dato komen Frank en Bertie in Den Haag. Bertie schrikt als hij Eve en haar vader op het strand ziet lopen. Schuldgevoel achtervolgt hem en hij is heel bang dat Frank naar Eve toe zal gaan. Hij vertelt hem niets. Het moest zo zijn, Frank komt Eve en haar vader tegen en gaat met hen mee. Na twee jaar denken en het vinden van de brieven bij de knecht, vallen alle puzzelstukjes op zijn plek. Eve en Frank komen erachter dat Bertie hen uiteengedreven heeft. Frank gaat naar Bertie toe, en Bertie biecht alles op. Frank wordt verschrikkelijk boos, Eve probeert Bertie nog te redden, maar het is al gebeurd: Frank heeft Bertie vermoord. Frank geeft zichzelf aan en krijgt twee jaar cel.
  99. Als hij weer uit de cel is, gaan ze samen in Londen wonen. Frank wordt steeds somberder en wil het uit maken. Eve wil dit niet, omdat ze te veel van hem houdt.
  100. Dan vindt ze een flesje gif in zijn jas, Frank wilde zelfmoord plegen, maar Eve voorkomt dit. Frank weet Eve te overtuigen dat ze samen alleen maar ongelukkiger worden en ze besluiten beide een slok te nemen van het gif, en sterven ze samen.
  101.  
  102.  
  103. Literaire stroming
  104. Het Naturalisme was een kunststroming die aan het einde van de 19e eeuw haar bloeitijd beleefde, het Naturalisme sluit aan bij het realisme doordat de werkelijkheid zo natuurgetrouw mogelijk wordt weergegeven. De Naturalisten verweten de Romantiek en de School van Barbizon dat zij slechts de aangename kanten van het leven hadden belicht. De Naturalisten wilden daarentegen in hun kunst aandacht besteden aan de noden van de mens en de hardheid van het bestaan. Onbarmhartig wilden zij de werkelijkheid weergeven, zowel in woord als in beeld. Volgens de naturalist was de mens een product van erfelijkheid, omgeving en opvoeding. Men spreekt in dit verband ook wel van determinisme.
  105. Een goed voorbeeld van een Nederlandse naturalistische roman is de roman “Een nagelaten bekentenis” door Marcellus Emants. Hierin is de hoofdfiguur volkomen onderworpen aan omstandigheden die hij niet in zijn macht heeft. In het begin van het boek bekent hij zijn vrouw te hebben omgebracht. Gaandeweg wordt duidelijk hoe zijn opvoeding, erfelijke aanleg en tijdsomstandigheden hem onontkoombaar tot deze daad brachten.
  106. Andere naturalistische auteurs zijn: Stijn Streuvels (een pseudoniem van Frank Lateur), Herman Robbers, Heijermans en natuurlijk Louis Couperus.
  107. Naturalistische romans kenmerken zich vaak doordat het familieromans zijn. Op die manier heeft de auteur de mogelijkheid de werking van de erfelijke en de omgevingsfactoren over een langere tijd in beeld te brengen.
  108.  
  109. Doordat alle gebeurtenissen in dit boek van buitenaf worden bepaald (door het lot dus), kan je zeggen dat dit boek tot het Naturalisme behoort. In dit verhaal is dat naturalistische kenmerk te zien aan het feit dat Bertie Eve en Frank uit elkaar drijft, maar hij de schuld geeft aan het noodlot, dat voorbestemd zou zijn, en niet meer af te wenden is. Couperus wil dus zeggen dat mensen geen vrije hebben, dit wordt weergegeven door Bertie, die weet dat hij iets fout doet, maar hij zet het toch door, omdat het lot het zo gewild heeft.
  110. Een citaat dat aangeeft dat het noodlot, volgens de personages van dit boek, de schuld had van al het kwaad;
  111. “Maar…was het waarlijk de schuld van Frank, dat hij Eve niet vergeten kon? Neen, neen, dat was alleen de schuld van het Noodlot; niemand had enige schuld aan wat dan ook; alles was de schuld van het Noodlot…”
  112.  
  113. Een ander naturalistisch kenmerk is het zo realistisch weergeven van de werkelijkheid. Couperus maakt hier gebruik van een neutrale, objectieve, alwetende verteller. De contacten tussen Bertie en Frank, Eve en Frank en Eve en Bertie worden heel erg nauwkeurig beschreven. Tevens worden alle gedachtes van de personages heel uitvoerig beschreven.
  114.  
  115. Tijd en tijdvolgorde
  116. De gebeurtenissen vinden in chronologische volgorde plaats, aan het einde van de negentiende eeuw.
  117.  
  118. Plaats/ruimte
  119. Frank en Bertie ontmoeten elkaar in Londen. Later gaan zij naar Noorwegen.
  120.  
  121. Karakterbeschrijving en –ontwikkeling
  122. Frank Westhove:
  123. Frank is een Nederlandse ingenieur, woonachtig in Londen. Hij is gefortuneerd en lijdt een luxe, maar saai leven. In Noorwegen ontmoet hij Eve en hij wordt verliefd op haar. Hij hecht groot belang aan eerlijkheid en vertrouwen. Als Eve hem ‘betrapt’ met een andere vrouw, wordt hij woest en slaat hij haar. Hij krijgt berouw en stuurt Eve een brief. Zijn brieven worden echter achtergehouden door Bertie en in een woedende bui slaat Frank hem dood. Hij zit hiervoor een celstraf van twee jaar uit. Later pleegt hij samen met Eve zelfmoord. In dit leven mogen ze blijkbaar niet samen gelukkig zijn. Frank is een rond karakter.
  124. Bertie (Robert van Maeren):
  125. Bertie heeft een armoedig leven geleid. Zijn studie in Delft was geen succes en hij werd door zijn vader naar Duitsland gestuurd om daar te gaan werken. Hij laat zich meeslepen door zijn collega’s en pleegt fraude. Het ‘lot’ brengt hem naar Amerika, maar uiteindelijk komt hij terecht in Londen. Het luxe leven bevalt hem wel, maar na enige tijd trekt hij met Frank naar Noorwegen. Frank wordt verliefd op Eve en Bertie ervaart dit als een bedreiging. Hij is bang dat hij Frank kwijtraakt en houdt diens brieven aan Eve achter. Frank confronteert hem hiermee en slaat hem dood. Bertie is een rond karakter.
  126. Eve Rhodes:
  127. Eve is de dochter van sir Archibald. Ze wordt verliefd op Frank. Eve heeft een levendige fantasie, die haar soms in de problemen brengt. Ze wordt jaloers als ze Frank met een andere vrouw ziet lopen. Haar wantrouwen wordt afgestraft, maar ze besluiten toch te trouwen. Als Frank wordt veroordeeld tot een celstraf, blijft ze van hem houden. Na zijn vrijlating plegen ze samen zelfmoord. Eve is een rond karakter.
  128.  
  129. Onderlinge relaties
  130. Bertie is de vriend van Frank. Frank heeft een relatie met Eve, de dochter van Sir Archibald.
  131.  
  132. Het thema
  133. De thematiek in dit verhaal is niet erg moeilijk te achterhalen Het draait in het boek vooral om jaloezie en het noodlot. Bertie is jaloers op Frank, want Frank is rijk en heeft een lieve vrouw. Dat leventje zou Bertie ook willen lijden. Daarentegen is Frank weer jaloers op Bertie, omdat Eve zo goed met hem kan opschieten.
  134. Bertie drijft Eve en Frank uit elkaar. Hij zegt gedreven te zijn door het lot, het noodlot. Dat onafwendbaar zou zijn. Uiteindelijk brengt het lot Eve en Frank weer bij elkaar en dat wordt uiteindelijk ook het noodlot van Bertie. Hij sterft. Ook het einde wordt bepaald door het noodlot: Eve en Frank sterven omarmd.
  135.  
  136. Gebeurtenissen
  137. Er zijn een aantal gebeurtenissen erg belangrijk in dit verhaal. Ten eerste dat Bertie in huis genomen wordt door Frank. Dan natuurlijk de ontmoeting tussen Eve en haar vader en Frank en Bertie. Hier beginnen Frank en Eve verliefd op elkaar te worden.
  138. Als Bertie hen dan vervolgens uit elkaar heeft gedreven en wil dat ze elkaar nooit meer tegenkomen, gebeurt dat toch. In Den Haag komen Eve en Frank elkaar weer tegen en dit wordt Bertie uiteindelijk fataal.
  139.  
  140. Onderwerp
  141. Het gaat over Frank, een welgestelde man in Londen, die zijn oude, arme vriend Bertie in huis neemt. Als Frank een vriendin krijgt, die Bertie ook leuk vindt, besluit hij het lot in eigen hand te nemen en ze uit elkaar te drijven. Uiteindelijk blijkt dat je het lot beter niet in eigen hand kunt nemen, want Bertie wordt door Frank vermoord, als die erachter is gekomen wat Bertie gedaan heeft.
  142.  
  143. Literaire stroming
  144. Hoewel Van Eeden schreef voor De Nieuwe Gids, weken zijn ideeën af van die van de Tachtigers. Zij schreven stukken met het idee ‘l’art pour l’art’- ‘de kunst om de kunst’ en het ging hun meer om de vorm dan om de inhoud. Het was Van Eeden juist meer te doen om de inhoud dan om de vorm. Dit leidde uiteindelijk tot een breuk tussen Van Eeden en de andere Tachtigers.
Advertisement
Add Comment
Please, Sign In to add comment
Advertisement